Snel geïrriteerd
Marco (46) heeft al sinds zijn dertigste langdurige periodes waarin hij slecht slaapt, zonder een duidelijke oorzaak. “Zodra ik een nacht slecht sliep, raakte ik meteen gealarmeerd, waardoor ik die nachten erop gespannen naar bed ging. Dan sliep ik nog slechter in, totdat ik uiteindelijk pas om vier uur of vijf uur in de ochtend sliep of soms zelfs helemaal niet. Ik kom me slecht concentreren tijdens mijn werk. Maar ook de leuke dingen, zoals een weekendje op stap, waren zwaar en niet gezellig meer. Ik raakte snel geïrriteerd en dat was ook niet leuk voor mijn vrouw.” Marco leerde tijdens zijn cognitieve therapie om niet direct in paniek te raken na een slechte nacht en kwam zo langzaam uit zijn negatieve spiraal.
Bovenstaand voorbeeld toont aan dat het een misvatting is dat slapeloosheid altijd voortkomt uit stress, fysieke klachten of depressieve gevoelens. Bij Slaapmakend wordt volgens Bos uitgegaan van het idee dat slapeloosheid wel degelijk een bron kan zijn van stress of depressies en niet altijd een symptoom is – een theorie die in de medische wetenschap weinig wordt meegenomen. Terwijl een langere tijd slecht slapen kan zorgen voor serieuze psychische klachten.
Mulder: “Slaapklachten leiden tot frustraties, wat de slapeloosheid weer verergert. Zo kan een conflict op het werk of werkstress sneller uitgroeien tot een burn-out, omdat je al minder energie hebt en minder aankan.”
Gijs (35) kreeg twee jaar geleden een voedselvergiftiging en werd ’s nachts door de pijn in zijn darmen wakker gehouden. Toen het eenmaal beter ging, bleven de slapeloze nachten aanhouden. “Vorig jaar heb ik bijna zes maanden lang slechts drie uurtjes per nacht geslapen. Ik werd steeds gespannener op mijn werk en toen uiteindelijk mijn contact afliep, werd het niet verlengd.” Voor Gijs werkt het goed om op regelmatige tijden naar bed te gaan. “Ik ben daar streng in. Heb ik een nacht maar vier uurtjes geslapen? Dan sta ik de dag erna toch even vroeg op en ga ik net zo laat weer naar bed. Ik probeer niet meer om die ‘verloren’ uren in te halen.”
Naast slapeloosheid zijn er andere aandoeningen die een goede nachtrust verstoren. De vraag of ik snurk, werd me waarschijnlijk gesteld, omdat het me eventueel uit mijn slaap kan houden. Dacht ik. Maar volgens psycholoog Mulder kan het wijzen op slaapapneu; een stoornis waarbij je ademhaling regelmatig stilstaat tijdens het slapen en een seintje aan je hersenen wordt gegeven om kort te ontwaken. Dit zorgt ervoor dat je niet of te weinig in je diepe slaap komt, al slaap je acht uur.
Dan zijn er ook nog nachtelijke eters; sommige doen dit als ze wakker zijn, maar anderen zijn slaapwandelaars die tijdens het slapen de weg naar de keuken weten te vinden en vervolgens de koelkast plunderen. Vaak weten ze daar de dag erna niks meer van. Mulder zoekt uit welke dagelijkse gewoonten leiden tot deze vreetbuien. De jeukende benen waar Mulder mij eerder naar vroeg, kunnen symptomen zijn van RLS (Restless Legs Syndrome) en het inslapen belemmeren.
Dat er behoefte is aan cognitieve therapie om slaapproblemen op te lossen, in plaats van direct naar een pil te grijpen, blijkt uit het succes van Slaapmakend. Ze hebben sinds hun oprichting in 2011, tweehonderd cliënten geholpen om de slaapbelemmeringen uit te bannen. Volgens Mulder en Bos is 85 procent hiervan uiteindelijk volledig tevreden met het bereikte slaappatroon.
“Cliënten worden vaker doorgestuurd door slaapwaakcentra of (huis)artsen. Ook zijn er mensen die langs ons kantoor lopen of ons via internet hebben gevonden.” Hoewel slaapproblemen in de medische wereld nog steeds niet altijd even serieus worden genomen en er weinig professionele slaappsychologen zijn, stuit Mulder ook niet op verzet.
Een paar weken na mijn eerste gesprek merk ik dat ik sneller in slaap val nu ik minder op mijn iPhone speel, regelmatiger probeer te slapen en soms even uit bed ga als de slaap niet komt. Tot laat werken in de avond kan ik helaas niet weerstaan.
’s Avonds ontvang ik een bericht van Mulder. Als ik even later reageer, volgt direct weer een mailtje van haar: ‘En nu weg bij de computer, hè!’